Bron: "Jachthonden" nr. 1
– 1996
Door: Vladimir
Lobatschov
Vertaald door: Anna van den Dungen-Beloglazova i.s.m. Ellen Gerritsen ©
De West-Siberische Laika behoort tot één van de meest populaire en meest verspreide jachthondenrassen in Rusland. Het is één van de weinige Russische oerrassen, en daarmee de Russische trots. Zijn populariteit heeft hij niet alleen te danken aan zijn natuurlijke schoonheid , maar ook aan zijn uitstekende werkeigenschappen, zijn universaliteit, zijn uithoudingsvermogen en aan zijn goede aanpassingsvermogen aan de vele verschillende natuurlijke omstandigheden.
Er wordt wel eens gezegd dat deze, uit de noordelijke gebieden stammende, honden zich niet in hun element voelen in een stedelijke omgeving of in de warmte, maar niets is minder waar. Het komt
meer in de richting om te denken dat dit ras is aangepast aan het heftige landklimaat. Hun dikke, dichte wolfachtige ondervacht helpt de Laika’s met gemak het zware klimaat en de hiermee
samenhangende weersomstandigheden te kunnen trotseren. Feit is dat Laika’s ondanks hun dichte vacht ook voorkomen in warme gebieden zoals Centraal Azië (Kazakstan, Kirgizië en Mongolië) en zelfs
nog dichter bij de evenaar, in Afrika.
Tegenwoordig is de West-Siberische Laika bijna over de hele wereld verspreid, ze komen ook voor in de rest van Europa en Amerika. Meer dan andere rassen lijkt dit ras op de wolf, er zijn dan ook bijna geen
kenmerken van domesticatie: deformatie van de schedel en het skelet, verkleining van het hoofd en de hersenen, reductie van de tanden en het verlies of vermindering van de natuurlijke eigenschappen, zoals bijvoorbeeld de reuk. Al deze feiten worden bevestigd door onderzoeker C. Karitin (1968), hij vermeldt ook de goed ontwikkelde reuk van de West-Siberische Laika’s, een eigenschap die met name voorkomt bij honden die leven in gebieden waar ze veel voor de jacht worden gebruikt. Tot nu toe beschikt dit ras over een onveranderd gebleven uitgebreid aantal morfotypen en een groot potentiaal aan genetisch basismateriaal.
Hoewel de West-Siberische Laika nu heel breed verspreid is over alle natuurzones in Rusland zijn ze, net als de andere Laika typen, oorspronkelijk afkomstig uit de taiga regio’s in het noorden van Rusland, waar deze hond al heel lang geleden een compagnon was van de inheemse bevolking, namelijk jagers, herders en nomaden. Dat kunnen we zien aan de vele verschillende ondersoorten (beter: ecotype, morfotype, territoriale of etnografische type). Vooral in de vorige eeuw, toen de invoer van andere hondenrassen naar inheemse volkeren erg beperkt was en kruising met ingevoerde rassen niet plaatsvond. Zelfs tegenwoordig zijn er op sommige plaatsen in Siberië nog ‘aboriginal’ nesten te vinden van puur inheemse Laika’s.
Als ras werd de West-Siberische Laika nog niet zo heel erg lang geleden door jagers en kynologen gecreëerd. Dit vooral uit twee lijnen Laika’s: de Mansijski Laika’s, die oorspronkelijk voorkwamen in de taiga- en bosregio’s van de Noord Oeral en West-Siberië en de Chantejski Laika’s, afkomstig uit de oostelijker gelegen taigagebieden langs de rivieroevers van de Ob.
In de ontwikkeling van de Laika als ras heeft een eeuwenlange, strenge en harde natuurlijke selectie van de honden op jachtkwaliteiten een grote rol gespeeld. Dit heeft voor de volgende
eigenschappen gezorgd: de ontwikkeling van scherpe reuk-, zicht- en gehoorzintuigen, overlevingskracht, snelheid tijdens het speuren en achtervolgen van wild, een heldere en luide stem ,
zelfstandigheid in het werk, volhardend, vasthoudend, een groot doorzettingsvermogen en behendigheid in het stellen van wild. Opmerkelijk hierbij is dat, hoewel Laika’s agressief gedrag vertonen
ten opzichte van wild, deze honden dit juist helemaal niet zijn tegenover de mens, bovendien hebben de meeste Laika’s goed ontwikkelde bewakingseigenschappen en een zeer sterke band met hun
eigenaar.
In de vaak moeilijke omstandigheden in de diepe taiga, waar het niet altijd makkelijk was voedsel te vinden voor mens en dier, vond een harde selectie plaats; slecht werkende honden waren overbodig en werden geëlimineerd. Beroepsjagers hebben de goede Laika’s altijd zeer
gewaardeerd en hebben hun honden beschermd tegen kruisingen met andere rassen (metisatie). Er zijn echter veel conflicten geweest op dit gebied. Tot voor kort werden de zeer goede werkhonden, en dan met name de goede dekreuen en de hieruit voortgekomen ‘aboriginal’ nesten, zeer goed beschermd en vaak zelfs geheim gehouden. Zo vond de ontwikkeling (evolutie) van de plaatselijke ecotypen (ondersoorten) niet in de gunstige huiselijke omstandigheden en fokkerijen plaats, maar in de wilde natuur. Door deze barre omstandigheden tijdens de herfst en winter in de taiga ontstond er een harde natuurlijke selectie op jacht- en overlevingseigenschappen. Zulke extreme omstandigheden, die niet elke hond overleeft, hebben de ontwikkeling van de tot nu toe onveranderd gebleven genetisch belangrijke eigenschappen gestimuleerd. Bijna zonder speciale training kunnen Laika’s het wild opsporen, ook hoeft ze niet geleerd te worden de baas in het bos terug te vinden en hoe ze gebruik kunnen maken van hun gehoor en ‘bovenreuk’.
In vergelijking met andere rassen, kunnen Laika’s veel beter hun voedsel verteren, sneller herstellen na een inspanning en makkelijker een tijd zonder voedsel in een periode van schaarste. Ze kunnen zich heel goed aanpassen, niet alleen aan de barre winterse omstandigheden, maar ze kunnen ook goed tegen een hoge luchtvochtigheid, harde wind en hitte.
De eerste omschrijvingen van de ‘aboriginal’ Laika’s stammen uit de periode tussen 1880 en 1930. Eén van de classificaties is gemaakt door een Russische adellijke die in 1896 tien verschillende ondersoorten beschreven heeft, met name op etnische kenmerken. Bij deze ondersoorten behoorden ook de voor ons belangrijke Mansijski en Chantejski Laika’s. Hij schreef: "Er zijn net zo veel soorten Laika’s als er verschillende volkeren in het Noorden leven". Deze verschillende ondersoorten verschilden heel sterk van elkaar qua uiterlijk. Aan het eind van de 19e eeuw ging het een tijd lang iets slechter met de Laika populatie. Dit in verband met de ontdekking van de noordelijke gebieden en de hiermee samenhangende verandering in levensstijl en huishouden van de betreffende Laika bezittende volkeren. Tevens door kruising met andere rassen.
De eerste rasstandaarden van de verschillende Laika ondersoorten (o.a. Zirjanski, Karelski, Vogulski (Mansijski), Astiatskoy (Chantejski) en Votjatskoy) werden op de eerste kynologische bijeenkomst in 1925 vastgesteld door hondenliefhebbers
onder leiding van Vahrushev. De standaarden van de Vogulski (Mansijski) en de Astiatskoy (Chantejski) Laika’s lagen het dichtst bij de moderne West-Siberische Laika. Deze standaarden waren op één specifieke voorbeeldhond gemaakt en waren derhalve onduidelijk en incompleet. In de loop van de tijd werd duidelijk dat er een goed onderzoek noodzakelijk was naar de ‘aboriginal’ Laika’s met betrekking tot een gedetailleerde omschrijving en de betreffende maten.
De eerste grote tentoonstelling van jachthonden, waarop alle Sovjetrepublieken vertegenwoordigd waren, was in 1928. Hieraan namen veel Laika’s deel, voornamelijk uit de Oeral. In de jaren ‘30 werd er in Moskou een vereniging opgericht van Laika liefhebbers. Voorzitter was een bekende zoöloog en genetica specialist , prof. S. Bogolubski. Hij werd opgevolgd door andere bekende hondenkenners, zoals Vahrushev, Pupishen, Fedosov e.a. In 1939, op de kynologische vergadering van alle Sovjetrepublieken, werden er 5 moderne standaarden vastgesteld: Finokarelski, Karelski, Komi (Zirjanski), Chantejski (Astiatskoy) en Mansijski (Vogulski) Laika’s.
In de daaropvolgende jaren werden er 65 staatsfokkerijen voor jachthonden opgericht, in 17 daarvan werden alleen Laika’s gefokt. De voornaamste reden hiervoor was dat de jacht op pelsdieren één van de belangrijkste bronnen voor de export betekende en deze internationale handel zodoende vreemde valuta opleverde.
De nieuwe standaard en rasclassificatie van de Laika’s, die sindsdien onveranderd zijn gebleven, zijn in 1947 door Shereshevski voorgesteld. Hij was in dienst van het
Russische Instituut voor Wetenschap en Onderzoek van de Jacht. De basis van deze classificatie heeft een geografische grondslag gevormd. Er werd verondersteld dat kruisingen tussen plaatselijk verschillende typen binnen grotere geografische regio’s plaatsvond. Ondanks veel kritiek van een aantal kynologen werd de classificatie in 1952 ingevoerd, echter, de classificaties van de Karelo-Finse, de Russisch-Joodse (Russka Jevrejska) en de West-Siberische Laika werden pas in 1954 ingevoerd.
De West-Siberische Laika is een hond van gemiddeld of iets boven gemiddeld postuur (reu 55-62 cm, teef 51-58 cm) met een sterke droge bouw, evenwichtig en beweeglijk. Verhouding lengte-hoogte bij
reuen 103-107, bij teven 104-108.
Het hoofd is droog, wigvormig en van boven gezien heeft het de vorm van een gelijkzijdige driehoek. De lengte van de snuit is, hetzij een beetje korter dan het achterhoofd, dan wel gelijk
daaraan. De overgang van het voorhoofd naar de snuit is geleidelijk, de jukbeenderen steken niet erg uit.
De ogen zijn donkerbruin en zijn schuin geplaatst.
De oren staan rechtop, zijn beweeglijk en hebben de vorm van een scherpe uitlopende driehoek.
De borst ligt diep, tot aan de ellebogen.
De lendenen zijn breed, vaak enigszins gewelfd.
De staart wordt in een karakteristieke krul gedragen, hetzij strak gedraaid, hetzij los tegen de heup genesteld.
De vacht is dik, tamelijk grof en rechtopstaand met een volle, zachte ondervacht. Op het hoofd en de oren is de vacht kort, maar op de hals en schoft weelderig als een typische kraag en ‘bakkebaarden’.
De kleur is grijs, grijs met wit, wit, bleek, grijs-rood of gevlekt, vaak in ‘zones’. Zwart en zwart-wit komen praktisch niet voor.
Echter met deze beslissing werden nieuwe soorten slechts aangekondigd. In wezen waren ze er nog niet. Feitelijk begon het fokken en de gerichte selectie pas in de 50-er jaren. Dit ging door tot in de 70-er jaren en op bepaalde onderdelen wordt dit ook nu nog voortgezet. Tot op heden heeft de West-Siberische Laika een grote veelzijdigheid in kleuren en tinten behouden alsmede in de constructie van hoofd en romp evenals in andere aspecten. Tot aan de dag van vandaag worden de algemene kenmerken van dit ras nog verrijkt met die van geïmporteerde honden. De rijkdom van haar genetische basis heeft geleid tot een groot aantal soorten en het behoud van verscheidene ondersoorten en lijnen. Desalniettemin, afgezien van haar brede scala aan vormen en een ingewikkelde historie, is er sprake van één ras met een stevige, strikte basis voor overdraagbare vaste uiterlijke kenmerken, werkkracht en gedrag.
De Mansijski en Chantejski Laika’s uit de Noordelijke Oeral en de regio’s van het Ob bekken, die gebruikt werden voor het fokken van het uiteindelijke ras de West-Siberische Laika, hebben gedurende lange tijd gezorgd voor een harmonische bouw, forser dan de Laika’s van de Zirjanski en Karelische typen, ten aanzien van hun postuur en unieke werkeigenschappen. Het zijn sterke honden, merendeels evenwichtig in gedrag, in staat om enkele dagen zonder onderbreking te werken in de pelsnijverheid in de taiga.
Vroeger hadden verschillende honden voorkeur voor de jacht op verschillend gevogelte, sommigen
hadden juist voorkeur voor het jagen op zoogdieren; de één werkte liever op beren, wilde zwijnen en elanden, anderen waren beter met pelsdieren (sabeldier, eekhoorn) en weer anderen hadden voorkeur voor zwemmend of in bossen levend gevogelte, maar in het geheel genomen onderscheidde en onderscheidt dit ras zich nog door de grote universaliteit. Soms was de voorkeur van de jager voor bepaalde soorten jacht oorzaak voor het feit dat de hond zich goed kon ontwikkelen in het werk op bijvoorbeeld nerts, beer of marter. Met andere woorden: de verdeling van de West-Siberische Laika naar pelsdieren en groter wild is niet erg strikt. Hoewel sommige lijnen een grote liefde bezitten voor water of bijvoorbeeld veel wrok koesteren tegen prooidieren, hebben veel honden tòch een in potentie aanwezige brede aanleg voor de jacht.
Eén van de eerste stamvaders van het ras was Grozny, hij werd in 1930 geboren en was eigendom van de vereniging in Sverdlovsk. Zijn bloed is verspreid over vele lijnen.
Het fokken van West-Siberische Laika’s is in Moskou vanaf 1920 op gang gekomen. In die tijd leefde er een zeer bekende reu van het Chantejskaja type, Misjka genaamd, in eigendom van een jachtvereniging. Tevens hebben de volgende honden van de fokkerij van Vahrushev een grote rol gespeeld: Ulf van Peterson, Ural en Dymka van Sirov, Urchala van Vahrushev, Ojra van Smarov, Burka-Dymka van Sarichev en Djoebara van Vahrushev e.a.
De meeste moderne West-Siberische Laika’s zijn bekend door hun hyperactieve, speelse en levendige aard, en tevens hun snelheid en tegelijkertijd rustige en evenwichtige gedrag. Ze nemen echter minder risico, zijn minder fanatiek en driftig en minder snel opgewonden dan de Russisch-Europese Laika’s, om maar niet te spreken van de Karelo-Finse Laika’s. Er komen wel West-Siberische Laika’s voor die heel erg snel opgewonden raken, maar deze zijn eerder een uitzondering. Bijzonderheid in het veldwerk van de West-Siberische Laika’s is dat zij echte ‘stayers’ zijn, dit in tegenstelling tot de Russisch-Europese Laika’s die je eerder als sprinters kunt betitelen. West-Siberische Laika’s hebben meer doorzettingsvermogen, wat heel belangrijk is met betrekking tot de jacht op pelsdieren en ander wild.
Van oudsher is de West-Siberische Laika bekend om de jacht op pelsdieren, en nog steeds wordt bijna de helft van de waardevolle pelterijen met behulp van Laika’s verkregen. Zij onderscheiden zich door hun goede brede speurkwaliteiten, een goede boven- en onderreuk en een heldere en verklikkende stem die aangeeft dat ze wild hebben gevonden.
Sommige Laika's zijn in staat marter of sabeldier aan een reeds vele uren oud spoor te vinden. De beste Laika’s houden de dieren die zich (dreigen te) verplaatsen en zich schuilhouden soms urenlang in de gaten, wachtend totdat de jager verschijnt.
Tegenwoordig zijn er veel honden die worden gebruikt bij de professionele jacht op nerts en bunzing. Dit bijzondere werk in het dicht begroeide en moeilijk doordringbare struikgewas langs de rivieroevers hebben veel honden onder de knie gekregen. Ook kunnen West-Siberische Laika’s das en wasbeer goed stellen en soms werken de wat kleinere honden in de holen of kunnen in ieder geval de plaats ervan bepalen.
In de Kaukasus en het gebied erachter (Achter Kaukasus) wordt met Laika’s gejaagd op wasberen die zich daar hebben geacclimatiseerd, in Europa zijn ze populair bij de jacht op marmotten; de gewone zwarte en de steppe marmot, in het Zuiden van Rusland en West-Europa wordt met de West-Siberische Laika op steenmarters en reeën gejaagd en daarnaast wordt er ook op lynx en boskatten gejaagd. Kortom: bijna elke zoogdierensoort, van klein tot gemiddeld kan een potentiële prooi worden.
Al honderden jaren werden Laika’s bij de jacht gebruikt. Er zijn geen andere honden die de Laika kunnen evenaren als het gaat om speuren, achtervolgen en aanblaffen van het wild, zowel bij de individuele als bij de drijfjacht kent de Laika geen gelijke. Met behulp van Laika’s worden in de winter berenholen en in de herfst de beren zelf opgespoord en gewonde dieren getraceerd. De ervaren en getrainde Laika’s kunnen in koppels heel goed de wegvluchtende beer afstoppen zodat de jager de mogelijkheid krijgt het dier te naderen. Laika’s worden tevens heel breed ingezet bij de jacht op wilde zwijnen, sommige honden kunnen zelfs everzwijnen vasthouden. Laika’s zijn onvervangbaar bij de herfstjacht wanneer vanwege het ontbreken van wildsporen het opsporen van de zwijnen bemoeilijkt wordt. In de dichtbevolkte regio’s worden Laika’s in de weilanden gebruikt bij de jacht op elanden, maar ook in het Noorden van Rusland, in de regio’s waar de jacht een professionele branche is, worden elanden individueel, met behulp van Laika’s gejaagd.
Veel van de jagers gebruiken vaak eigen Laika’s bij de jacht op eenden. De honden helpen niet alleen om de eenden in de dichte beschoeïng te vinden, maar door ze op te jagen kunnen ze zelfs een eend te pakken krijgen. Gewonde vogels worden geapporteerd en soms duiken ze zelfs achter de prooi aan. Sommige amateur jagers brengen het er tijdens het openen van het herfstjachtseizoen, zonder geweer, maar met een Laika niet slechter vanaf dan de jagers met geweer.
Heel mooi is de herfstjacht met Laika’s op hazelhoen, korhoen en auerhoen. In de zuidelijke regio’s worden Laika’s bij het schieten van fazanten en ander gevogelte gebruikt. Onder de West-Siberische Laika’s bevinden zich veel ‘vogelspecialisten’, in sommige lijnen zijn er honden die vooral houden van water en graag achter een eend aan mogen duiken. Het is dan ook algemeen bekend dat de ‘liefde voor water’ genetisch overdraagbaar is. Overigens kan bijna alle Laika’s worden geleerd hoe in het water te werken.
Van generatie op generatie hebben zich zowel de wrok tegen dier als het vertrouwen en goedaardigheid ten opzichte van de mens steeds verder ontwikkeld. Daarom zijn Laika’s makkelijk in de thuissituatie en makkelijk in de omgang met groepen mensen zoals tijdens de jacht, maar ook in de stad. Soms worden Laika’s zelfs gebruikt als gezelschapsdier.
Echter, hoewel ze heel communicabel zijn, kunnen zich toch moeilijkheden en problemen voordoen bij het opvoeden en trainen. Over de vragen met betrekking tot deze problematiek bestaat dan ook veel brede literatuur plus alle ervaring die is opgedaan door specialisten en hondenbezitters cq. jagers. Er zijn veel opmerkelijke eigenschappen aan het karakter van de Laika, maar op één van deze eigenschappen, die om de één of andere reden nooit voldoende aandacht krijgt, wil ik nader ingaan. Het betreft de grote zelfstandigheid van de West-Siberische Laika. Dit eist een
verstandige opvoeding en een niet te strenge en uitgediepte ‘dressuur’. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de mate van domesticatie en de menselijke verzorging van dit ras. Vaak wordt opgemerkt dat te veel gedresseerde honden juist slechter werken dan de minder gedresseerde. Het is geen kunst om de hond tientallen commando’s bij te brengen, de hond goed onder appèl te hebben en hem je wil op te leggen, maar dit is niet nodig, omdat het in de weg staat bij de jacht, het speuren en aanblaffen, met andere woorden: het speurgedrag wordt juist slechter. Mijn mening is dan ook dat de honden van dit ras alleen maar een paar noodzakelijke basiscommando’s dienen te beheersen.
De meeste West-Siberische Laika bezitters zijn goede jagers, elk jaar delven ze met hun honden pels en vlees en hiermee vinden de belangrijkste problemen van volkshuishoudelijke betekenis een oplossing.
Aan het perfectioneren van dit ras hebben veel enthousiaste hobbyisten en specialisten/kynologen uit bijna geheel Rusland deelgehad en hebben dit nog steeds. In Moskou waren dat M. Dimitrieva-Sulima, I. Vahrushev, P. Beljaev, P. Pupishev, A. Fedosov, A. Tsjumakov, A. en S. Vojlatsjnikov, M. Sergeev, B. Shnigin, N. Mishanov, N. Kislov, I. Ikonopistsev en vele anderen. V. Grigoriev heeft in de
60-er en 70-er jaren een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van dit ras. Hij was geruime tijd voorzitter van de Laika sectie in Moskou. Tevens heeft L. Ushakova een belangrijk aandeel gehad waar het gaat om de ontwikkeling, zij hield zich bezig met het fokbeleid, waaronder het zoeken van geschikte combinaties. Dankzij deze mensen heeft dit ras nu zo’n hoog niveau bereikt.